
Leo Vroman
Leo Vroman (1915-2014) was dichter, bioloog en tekenaar, en een van de meest veelzijdige kunstenaars van zijn tijd. Hij noemde zichzelf een ‘wetenschapsmannetje’, maar zijn poëzie, zijn tekeningen en zijn persoonlijke leven met zijn geliefde Tineke en hun dochters Peggy en Geri waren net zo belangrijk voor hem. Hij vluchtte aan het begin van WO II uit Nederland en vestigde zich later in Amerika. Daar werd hij bekend als wetenschapper, hier als dichter, vanaf 1947 uitgegeven door uitgeverij Querido.
Kom vanavond met verhalen
uit: Vrede, Slaapwandelen, 1957
hoe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen
Deze beroemde regels uit het gedicht ‘Vrede’ zijn afkomstig van Leo Vroman (1915-2014), een van de bijzonderste en veelzijdigste Nederlandse dichters.
Behalve dichter was Vroman bioloog, tekenaar, joods, eigenzinnig, nieuwsgierig, geestig. Zijn werk heeft een unieke speelse toon en fantasie, hij schrijft even onbekommerd over de dood als over zijn liefde voor het leven in het algemeen en voor zijn vrouw Tineke in het bijzonder. Zijn poëzie is onverschrokken: hij houdt zich aan geen enkele conventie en schuwt gruwelijkheid noch schoonheid.
Hij kreeg talloze literaire prijzen, van de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs voor zijn bundel Gedichten, vroegere en latere (1949) tot de P.C. Hooft-prijs in 1964 en in 1996 de VSB Poëzieprijs voor Psalmen en andere gedichten. In 1989 ontving hij een eredoctoraat van de Rijksuniversiteit Groningen. Behalve poëzie schreef hij proza (De adem van Mars, Snippers, Het Carnarium), toneel, dagboeken en andere autobiografische teksten (Warm, rood, nat en lief; Bloed), en tekende en illustreerde hij.
Ik houd integendeel
uit: ‘Over de dichtkunst’, Twee gedichten, 1961
van deze wereld zoveel
om die ijle grenzen waarover
ik zeer voorzichtig stap;
daarom ben ik een allesgelover,
ik ben graag voor een paar seconden
joods om naar een grap
te luisteren, en werkelijk
nogal katholiek in kerken
hoewel soms niet de juiste
(ik kan kleine verschillen niet merken).
In al zijn werk schrijft hij grotendeels direct vanuit en over zichzelf. Over zijn persoonlijke geschiedenis en zijn kijk op het leven. Over het grasveldje van zijn jeugd in Gouda, over de ‘hullende’ adem van zijn Tineke en het diepe gemis van haar tijdens de oorlog. Over de bloedplaatjes die hem fascineren, over wiskundige reeksen en ingewanden, over de kamers van zijn dochters, zijn reacties op wat er in de wereld gebeurt: aardbevingen, verkrachtingen, moord en geweld. Over zijn ouder wordende ledematen, zijn ingewanden, zijn aaiende vingers, zijn nieuwsgierigheid naar de dood. Hij schreef door tot enkele dagen voor zijn dood in februari 2014, het gedicht ‘Einde’:
EINDE
Laatste gedicht van Leo Vroman (1915-2014)
Hij lijkt vast minder erg –
die lief bijeengebrachte
hoop spaanders van mijn gedachten –
op mij dan op een berg.
Waar zal die laaiende gestalte
van mij dan uit bestaan
en waar kwam die al te late
eerste vonk vandaan?)